Anloo en Spin-An in het landschap

Eerder schreef ik over Spin-An en de roggeoogst. Ze staat symbool voor de godin Anna die in voor-christelijke tijden vereerd werd in de omgeving van Anloo. Met name de plaats waar de huidige Magnuskerk staat wordt geassocieerd met haar heiligdom. In deze kerk is een fresco van de godin bewaard gebleven dat je op verschillende manieren kan duiden. Maar daar blijft het niet bij. De oude godin is terug te vinden in het landschap en binnen haar grenzen ligt de Moederbeuk. Reden genoeg om erin te duiken...

Spin An in het landschap

De onderstaande tekening is afkomstig van Jan Evert Musch. Hij heeft de contouren van de godin in het landschap ontdekt. Ze is afgebeeld met de drum in haar hand. Haar figuur wordt bepaald door paden, wegen en bossen. Een deel ervan kun je nog lopen en dat hebben we ook gedaan. Er ging een lange zoektocht aan vooraf. Want hoe moet ik de tekening lezen en wat ligt waar? 
In mijn idee moet de kerk van Anloo een hoofdrol spelen in de tekening. Maar dat klopt niet helemaal. Op het hoofd vind ik een klein gekrabbeld sleutelwoord waar ik verder mee kan: 'kruusakkers'. De Kruisakkers maken deel uit van het buurdorpje Annen. De Noordesch op de drum blijkt in Anloo te liggen. De laatste aanwijzing vind ik in een wandeling die op de Brink in Annen begint. Daar lees ik dat de hals van Spin-An ter hoogte van het fietstunneltje moet liggen. Aha, ze ligt dus tegen de N34 aan gevleid met haar hoofd in Annen en de kerk van Anloo op het randje van de drum. Ik moet de dame dus omdraaien en kantelen om haar goed in beeld te krijgen. Mijn kleinzoon projecteert de tekening en de kaart van de omgeving over elkaar 😉. Je moet de tekening dus in gedachten omkeren. 



Tekening van landschapsgeologlief  (Jan Evert Musch)
Tekening geprojecteerd op de kaart (google maps) met credits aan Robin Boers

De Spin An kerk

De kerk staat in het gebied waar Spin-An vereerd werd. In het prachtige boek 'Van Jeruzalem tot Ezelakker' staat op pagina 297 een tekening waarop de kerk van Anloo het centrum vormt van zes wegen die daar naar toe leiden. Het zijn de zogenaamde reewegen, die vanuit de omliggende dorpjes naar de 'Spin-An' kerk voerden. Ree heeft waarschijnlijk de betekenis van lijk. Via deze wegen werden de overledenen naar hun laatste rustplaats gebracht. Later sprak men ook van kerkewegen. 
De dorpjes Annen, Eext, Anderen, Gasteren en Schipborg bezaten zelf geen eigen kerk en behoorden tot het kerspel van Anloo. De mensen gingen dus via dezelfde wegen ter kerke. Je moet je bij wegen overigens niet te veel voorstellen. Denk meer aan paden met karresporen en kuilen in die tijd. 

Tekening van Spin An(lo) getekend door Monique Kalfsbeek
Uit: 'Van Jeruzalem tot Ezelakker


De Moederbeuk en de verborgen hunebedden

Monique heeft ook een deel van de omgeving in kaart gebracht op een bijzondere wijze (p. 296). Ze heeft o.a. heidense plekken, christelijke plekken en krachtplekken aangegeven. Ik kom niet aan het hele kaartje toe en zo blijft er altijd een reden bestaan om terug te keren 😉.

De Moederbeuk en de verborgen hunebedden liggen in de buurt van de hals van Spin-An. Vanaf het fietstunneltje zou je ze tegen moeten komen. Wij zijn er naar toe gelopen vanaf hunebed D8. 

  

                           Hunebed D8    

De Moederbeuk is onmiddellijk door haar vorm te herkennen. Ze staat er fier bij. Trots neemt ze de ruimte in die ze nodig heeft. Net als alle beuken verdraagt ze weinig andere begroeiing onder zich. 



De Moederbeuk 
                            
Van de verborgen hunebedden kan ik me vooraf geen voorstelling maken. Waarom zijn ze verborgen en staan ze toch op de kaart? Als ik ze zie begrijp ik het wel. Het zijn twee grotere overgroeide heuvels waaronder je een hunebed kan veronderstellen. Overigens worden ze op de kaart onderscheiden van de grafheuvels, die aangeduid worden met kleine blauwe kruisjes.


De verborgen hunebedden 

De laatste boom die onze aandacht krijgt is de Treurbeuk. Deze is te vinden bij de ingang van het nieuwe kerkhof van Anloo. Zijn ouderdom is hem aan te zien. De tegenstelling met de Moederbeuk is treffend. Oud en moe lijken zijn levensdagen geteld. Het leven komt en gaat...


De Treurbeuk bij de ingang van het nieuwe kerkhof van Anloo


Oud en moe lijken zijn levensdagen geteld



Noten 

Met dank aan Jan Evert Musch voor het gebruik van de tekening van de godin.
Met dank aan Monique Kalfsbeek voor de toestemming om het getekende kaartje te mogen gebruiken.

De kastanje bij de oude pastorie is in 2013 gesneuveld (link). We gingen toch nog even kijken naar die plek en... er is al een nieuwe kleine kastanje geplant!


Eerdere blogs


Bronnen

Elerie, Hans, Spek, Theo, Van Jeruzalem tot Ezelakker, 2009, p.296, 297

Websites



Lintjes aan de boom bij Overasselt

De ruïne van de kapel bij Overasselt staat al een tijdlang op mijn lijstje. Op deze dag komt het ervan om naar de plek te rijden. Naast de muur aan de zuidkant staat een koortsboom vol met lapjes. Het binden van lapjes en lintjes aan een boom komt voort uit een oude voor-christelijke gewoonte. Door het 'afbinden' van de koorts vraag je om genezing. Er zijn verschillende legendes verbonden aan de ruïne met de boom. Vooraf heb ik geprobeerd om ze te ontwarren. Op de plek zelf  laat ik dat even los en focus me op de sfeer en de energie...  


De eerste verkenning

Na een korte wandeling vanaf de parkeerplaats het bos door komt de kapel met de boom ernaast in zicht. Het geheel ziet er lieflijk uit, maar is kleiner dan ik in gedachten had. 




De ruïne van de Walrick kapel met rechts de eik

In de linkernis staat een Mariabeeld achter een hekwerk. Onder haar voeten is een steen uit Lourdes ingemetseld. In de rechter nis staat een beeld van de heilige Walrick, aan wie de kapel zijn naam te danken heeft. Op een richel van de muur is rechts van Maria een rode kaars geplaatst. 
De plaats van het voormalige altaar is tussen de twee nissen in, en staat als zodanig ook aangegeven op de plattegrond die op de zuidelijke muur te vinden is. 


Links het Mariabeeld (zonder kind) en rechts Sint-Walrick

De oude zomereik staat naast de zuidmuur van de ruïne. Kleurige lintjes versieren de takken. Stuk voor stuk zijn ze opgehangen met de vraag om genezing. Die vraag beperkt zich al lang niet meer tot het verdwijnen van koorts. Zo is het lang geleden begonnen. 
Omdat eiken wel heel oud kunnen worden maar niet het eeuwige leven hebben is dit niet het originele exemplaar. De huidige boom kan desondanks bogen op een leeftijd van rond de honderd jaar. Omdat de takken hoog en onbereikbaar zijn geworden is er op korte afstand een kleine eik als koortsboom in gebruik genomen. Maar ook aan andere bomen hier en daar in de omgeving zie ik lintjes hangen.
Ik strijk neer op de picknickbank naast de kleine boom. Die hangt logischerwijs voller dan de oorspronkelijke boom, want je kan er makkelijker bij. Het is grappig om te zien dat hier een walletje van zand omheen gelegd is. Het gras tussen het walletje en de boom is duidelijk groener en hoger dan de rest (tja, het gras bij de buren....). Hoe is die 'lintjesregen' begonnen?


De jonge boom op de voorgrond met de oude boom erachter


De legende

De legende van 'De Koortskappelle of kapel van St. Wilbert' is in 1855 of 1856 opgeschreven door een onderwijzer uit Wijchen. Ik doe een poging om die samen te vatten.

In het jaar 727 verspreiden de Hoemannen (de mannen van Heumen of Hoemen), veel schrik onder de bevolking en kooplieden, die op weg zijn van Nijmegen naar Maastricht. Ze maken alles buit wat ze in handen kunnen krijgen. Hun roverhoofdman Doodgrim wordt beschreven als een forsgebouwde man met fonkelende blauwe ogen en een lange rossige baard. Hij woont in een huis, half van hout en half van steen, op de plek waar nu de resten van de koortsruïne staan. Een eenvoudig onderkomen dus voor een machtige bevelhebber. 

Zijn dochter Heriberta, die twintig jaren telt, bestuurt samen met een bejaarde vrouw het huishouden. Ze heeft een vreedzaam karakter en een ziekelijke gestel. De meeste tijd is ze door koorts aan bed gekluisterd. Haar vader ziet dat ze wegkwijnt en maakt zich ernstig zorgen. Waar haalt hij als roverhoofdman hulp vandaan? Wie durft hem te bezoeken? De hulp van een kruidenmengster schiet tekort. De zang van Barden heeft geen effect. De Druïden laten niet van zich zien of horen. 

Overdag zit de vader aan het bed van zijn dochter, 's nacht gaat hij met de bendeleden op rooftocht uit. Het sein daarvoor is een fluittoon uit de bosjes. Heriberta wil hem graag thuishouden, maar Doodgrim gaat op pad en belooft haar voor de schemering naar huis terug te keren. 

Op een dag staat een Benedictijner monnik voor de deur die de weg naar Millingen vraagt. Hij is op weg naar een zieke in het bos verdwaald. Doodgrim vraagt hem zijn dochter te genezen en biedt hem een kwart van zijn bezittingen aan. De monnik kan hem niet helpen, maar verwijst hem naar Willibrord, die op dat moment in Lith aanwezig is (op de grens met Brabant). 

Doodgrim helpt de priester een eind op weg naar zijn bestemming, en reist dezelfde dag nog naar Willibrordus om hulp te vragen. Hij vraagt hem om zijn dochter te genezen en samen vertrekken ze naar zijn woning. Na de ontmoeting met Heriberta en het gebruiken van het avondmaal gaat iedereen naar bed, met uitzondering van Doodgrim. Hij gaat op rooftocht gaat zoals alle andere nachten. 

Willibrord vraagt hem de bende te verlaten als voorwaarde voor het genezen van zijn dochter. Dat brengt de roverhoofdman in tweestrijd. Na een innerlijke strijd kiest hij voor het geluk van zijn kind. 
Willibrord gaat in gebed en het meisje wordt drie maal met wijwater gezegend. Ze krijgt de opdracht om op te staan en het snoer van haar haren aan de ezelstruik* buiten de woning te binden. Vanaf die tijd zal de koorts geweken zijn. 

Heriberta heeft geen woorden om Willibrord te bedanken en geeft hem een steen van carneool uit dankbaarheid voor haar genezing. Er is een kruis met twee visjes in gegrift. Ze heeft het als kind van een rijk, gevangen meisje gekregen.Dan vraagt ze Willibrord haar aan te nemen als kind van zijn kerk. Ook Doodgrim laat zich bekeren tot het christelijk geloof.
De andere dag is er groot feest op het heideveld bij het huis, dat wordt bijgewoond door vele samengestroomde christenen. Hierbij worden Doodgrim en Heriberta gedoopt. 

Doodgrim vertelt de bendeleden dat hij stopt met de nachtelijke tochten en geen bijeenkomsten meer zal bijwonen. Als hij bij het gefluit ten teken van een rooftocht niet naar buiten komt, komt er wraakgeschreeuw van buiten. De bende wreekt zich op de afvallige hoofdman. Het huis wordt bestormd en in brand gestoken. De vluchtende vader en dochter komen om in de vlammen. 
Hun beenderen worden door de christenen uit de omtrek begraven. Een eenvoudig houten kruis wordt neergezet ter gedachtenis aan de genezing van koorts. Jaarlijks komen daarna ontelbare christenen van heinde en ver naar deze plaats om genezing van koorts af te smeken, totdat een geringe omstandigheid hierin grote verandering bracht... 

Het steentje met het kruis en de visjes


Tekening van het kruisje (uit Arkstee, Nijmegen, de oude stad der Batavieren)

Het steentje met het kruis en de visjes erop wordt gezien als een bewijs van vroeg christendom in de streek rond Nijmegen. In de legende heeft Heriberta het steentje van een rijk, gevangen meisje gekregen en in een lade bewaard. Ze kreeg het uit dankbaarheid omdat ze haar liefderijk behandeld had.  
Hieronder een aantal voorbeelden van dit soort steentjes.


J. Spier, Late Antique and Early Christian Gems, 2013, Wiesbaden
De relevante parallellen worden besproken op pagina’s 41 t/m 49
( Met dank aan het Rijksmuseum van Oudheden, Leiden) 

De Lintjesregen

Het wordt niet duidelijk of de legende gebaseerd is op oudere, mondelinge overlevering. Een anonieme schrijver brengt in 1844 een bezoek aan de kapelruïne. Hij beschrijft dat mensen er komen bidden en offeren 'in het daar geplaatste offerblok'. Twee jaar later wordt er gebeden en geofferd 'om gevrijwaard te blijven of te genezen van ziekten, die met koorts gepaard gingen'. Op het moment dat de legende gepubliceerd wordt, wordt hier nog volop gebeden voor de genezing van koorts. 


De trunk om te offeren 

Pas in 1901 wordt voor het eerst melding gemaakt van het 'koortsafbinden' waarbij je zonder om te kijken moet vertrekken. Je bond een deel van een kledingstuk, dat je het liefst de nacht ervoor gedragen had, aan een boom om de koorts af te binden zoals dat genoemd wordt. Liefst voor dag en dauw in de morgen, onder het uitspreken van toverspreuken en ongezien. Onderweg diende je te zwijgen. Het is een gebruik dat van oudsher dateert. 
Of dit gebruik in Overasselt al voor de publicatie van de legende in zwang was, blijft onduidelijk. Een van mijn bronnen stelt dat het gebruik van linten in de boom van na die tijd dateert. 

Heriberta krijgt de opdracht om haar haarband aan de ezelstruik (of elzenstruik?) te binden. De boom die ik nu bij de ruïne vind is een eik. Deze is er tussen 1910 en 1920 geplant.
In tegenstelling tot andere eiken die 'gekerstend' zijn, is hier nooit sprake geweest van een heiligenbeeldje dat in of bij de boom gevonden werd (vergelijk met Onze Lieve Vrouwe ter Eik in Veldhoven en Kapelletje van de Heilige eik). Er worden geen kaarsjes bij gebrand. Wel staat er een kaars in de ruïne op een richel van de oostelijke muur, maar niet bij de boom. Er is dus geen poging gedaan om een plek waar boomverering plaatsvond in voor-christelijke tijden te kerstenen. 
Dat een geschonken stuk grond met de bestemming er een klooster te stichten gekerstend moet worden roept vraagtekens op. Was hier in het verre verleden al sprake van een voor de bevolking heilige plek? Kijk eens hoe vol die boom hangt...


Kijk eens hoe vol die boom hangt...
De energie

Meestal ervaar ik in het oosten van een kapel of kerk een vrij krachtige energie, maar dit keer niet. Het verbaast me, omdat ik deze energie hier op deze plaats verwachten mag. Dat laatste heeft te maken met het gegeven dat oude religieuze gebouwen welbewust geplaatst werden op energiepunten. Hier dus niet (of niet meer). Terzijde had ik opgemerkt dat er ook een paar lintjes in andere bomen waren gehangen.
Ik besluit om nog een keer vanaf het beginpunt (een informatiepaal) naar de ruïne te lopen en mijn aandacht te richten op de oudste eik. Het lijkt alsof de dingen hier niet kloppen. Alleen tussen de muur van de kapel en de eik voel ik energie, en er is geen aanwijzing waarom alles afwezig lijkt te zijn.
Totdat ik vanaf de paal in de richting van een heuveltje loop waar verschillende eiken in een kring staan. Hier ervaar ik een enorme kracht als ik in het midden sta. Ik combineer een paar dingen voor mezelf: hoogte, opnieuw eiken, maar dan in een kring en zie dat er ook hier en daar een lintje hangt. De conclusie dat de energie hier sterker is dan in de ruïne is duidelijk.  



Opnieuw ga ik de routes die ik heb genomen langs. Ditmaal meet ik de energie met wichelroedes. Die slaan alle kanten uit, en zeker in de ruïne wordt duidelijk dat dit de plek echt niet is. Het kleine bosje heeft geen pendel of wichelroede nodig. Deze tweede keer voelt de plek bijna duizeligmakend aan en verlaat ik de cirkel. Is dit de 'heilige plaats' waar ik naar zoek? 
Beide legendes worden met terugwerkende kracht gesitueerd in de achtste eeuw (727 en 777). Maar waarom zou je om een christelijke kapel een legende over een heidense roverhoofdman weven? In ieder geval leidt het de aandacht af van de plaats waar de energie het sterkst waarneembaar is. Kwamen de  mensen hier in voor-christelijke samen?

Thuisgekomen zoek ik op internet naar eventuele leylijnen bij Overasselt. Op de site van Klaas de Jonge vind ik onder het kopje voorbeelden / krachtplaatsen een tekening van de situatie, die volledig overeenkomt met mijn ervaring. De onderstaande tekening is afkomstig van deze website. 


Situatieschets van Klaas de Jonge op de site http://wichelen.nl
Met dank voor de toestemming om de tekening in dit blog te gebruiken




Adres

De koortsboom en de ruïne staan aan de St. Walrickweg, op 300 meter van de kruising met de Heideweg te Overasselt.

Noten

Bron legende: Heemstudies: De koortskapelle of kapel van Sint-Wilbert door Gomarius Mes
Uitgegeven door Heemkundekring 'De Duffelt' Nummer 8, 1977
Noot op bladzijde 17: 
N.B. Omdat deze uitgave berust op een getypte kopie van 't originele artikel, dat niet meer geraadpleegd kon worden, is het optreden van lichte fouten in de tekst mogelijk.

* Ezelstruik lijkt een tikfout te zijn, in 'verhalen van stad en streek' kom ik de elzenstruik tegen. Hier vind ik ook de naam Doodgrim terug. Als het wel om een ezelstruik gaat, kan hier dan de struik waaraan de meegenomen ezel gebonden zal zijn mee bedoeld worden? Dan komt de wilg mogelijk in aanmerking. 

Bronnen

Arkstee, H.K, Nijmegen, de oude hoofdstad der Bataven, 1738 (e-book, p. 54, 55)
Geysen, Cois, De oude wijsheid, 2008, p. 151-152 
G.A. Mes, 'De Koortskapelle of Kapel van St. Wilbert (Overasselt)', in: Katholieke Illustratie 19 (1885-1886) nrs. 7, 8, 10, 11, herdrukt in: Heemstudies van Heemkundekring De Duffelt [Millingen] 
Knippenberg, W.H.Th, Ziekte en magie, koortsbomen en spijkeroffers, Brabants Heem, jaargang 45, 1993
Margry, Peter Jan en Caspers, Charles, 101 Bedevaartplaatsen in Nederland, 2008, p.376-378
Melssen, Heyta, in Heilige Bronnen in de Lage Landen, 2013, p. 53-55
Schuyf, Judith, Heidens Nederland, 1997, p.86
Schuyf, Judith, Heidense Heiligdommen, 2019, p.215-217
Spier, J, Late Antique and Early Christian Gems, 2013, Wiesbaden.
De relevante parallellen worden besproken op pagina’s 41 t/m 49.
Zwijgers, Tineke, Langs spirituele plekken, 2006, p. 125